Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Israel strekte zijn rechterhand uit, en [25]legde die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de [26]minste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; [27]hij bestierde zijn handen verstandelijk; [28]want Manasse was de eerstgeborene. 25. Hebr. stelde haar. 26. Te weten, van jaren. 27. Hebr. hij maakte zijn handen wijs; dat is, hij deed het niet uit misverstand, maar met goede voorgaande wetenschap, als een profeet, Gods wil volbrengende, zonder acht te geven op de eerstgeboorte. De oplegging der handen, waarvan hier het eerst gesproken wordt, is in deze tijd en naderhand gebruikelijk geweest: I. in zegeningen, gelijk hier, en Matth.19:15; II. in offeranden, Lev.1:4; zie de aantekeningen; III. in veroordelingen en straffen, Lev.24:14; IV. bij inhuldigingen en bevorderingen tot ambten, Num.8:10; Deut.34:9; Hand.6:6; 1 Tim.4:14; V. in het doen van mirakelen, Mark.6:5; Luk.4:40; Hand.28:8, enz. 28. Anders, hoewel.